.
Religies kennen een aantal noties en denkpatronen die blijk
geven van een opmerkelijk soort voorwaardelijkheid, met name wanneer zij als rechtvaardiging dient: als
dit niet zou bestaan (een
hiernamaals bijvoorbeeld, of reïncarnatie, een God, e.d.), dan zou het bestaan
voor mij onbegrijpelijk, zinloos, ja onverteerbaar zijn; dus moet het bestaan.
Er is zoveel onrechtvaardigheid in de wereld dat onbestraft blijft, dus moet er
wel een God zijn die straft. En aangezien wij onze wereld als onvolmaakt
ervaren, moet er wel ergens een volmaakte bestaan.
Er moet méér zijn omdat ik wat er is te weinig vind: voor
wie is een dergelijke logica overtuigend?
Het is duidelijk dat pogingen tot verklaring tekort
schieten. Maar is dat genoeg reden om te concluderen tot iets dat evenmin
verklaard noch aangetoond kan worden (nl het bovennatuurlijke)?
Vervreemding van de eigen oorsprong, letterlijk in de
ontheemding of door het gescheiden raken van de bron, manifesteert zich in het
verlangen naar de/het onzichtbare andere. In alle monotheïsmen gebeurt deze
verlegging door het cultiveren van de gedachte aan een transcendente grootheid,
God.
Diep getraumatiseerd door de mensonterende verschrikkingen
van het nazisme, wilde Levinas de Europese beschaving zo veranderen dat een
nieuwe Holocaust onwaarschijnlijk zou worden. Het denken over menszijn moest
grondig op de schop. Dit deed hij door aandacht te vragen voor de andersheid
van de ander. Om te beginnen de ander in de gedaante van vreemdeling en
behoeftige, maar uiteindelijk is iedereen een ander, hoe familiair of vreemd
ook.
Helaas schoot Levinas hierin door. De andersheid van de ander
wilde hij veilig stellen door haar een goddelijke status te geven: ‘God
openbaart zich in het gelaat van de ander’. Om mee te gaan in Levinas’ poging
om de Europese beschaving te ‘gronden’ in een andere mensopvatting, zul je zijn
God erbij moeten nemen; zo niet, dan zullen veel van zijn denkbewegingen
ontoegankelijk blijven.
Levinas had alle reden om het veronachtzamen van de ander
aan de orde te stellen. Ook in de filosofie is er onevenredig veel meer
aandacht uitgegaan naar het zelf dan naar de ander. Echter, het monotheïsme,
dat voor de joodse ontheemde een absolute vluchtheuvel werd in
levensbedreigende tijden, heeft het denken van Levinas over de mens zozeer
vertekend, dat zijn opvattingen bij de lezer eerder bevreemding wekken dan dat
zij ‘inleiden’ in aandacht voor de andersheid van de ander en werkelijke
empathie.
De andersheid van de ander blijft onmiskenbaar een cruciaal
thema voor het her-denken van menswaardigheid, en niet alleen in catastrofale
tijden. Daartoe zal evenwel ook Levinas her-dacht dienen te worden. De
andersheid van de ander, als noodzakelijke uitbreiding en complement van het
hedendaagse denken in termen van individualiteit en authenticiteit, is te
belangrijk om over te laten aan een specifieke levensovertuiging.
.