Internet is gerealiseerde metafysica: de welhaast absolute werkelijkheid
van de geest. De geest die zich onafhankelijk heeft gemaakt van het lichaam, los
ook van de beperkingen van ruimte en tijd. Om zich aldus een eigen wereld te
creëren, alomtegenwoordig en alwetend. Het wachten is op haar almacht.
Zijnsvergetelheid? Om
te beginnen, wat roept ‘zijn’ bij mij op? Een eerste associatie: er zijn, zonder voorwaarden of excuses,
zonder mitsen of maren. Een diepe acceptatie van het bestaan. Als zodanig is
‘zijn’ een zaak van bewustzijn, van gewaarzijn, van een opgeruimd gemoed.
Sinds wanneer is het aan de democratische rechtstaat om het
gevoel van gelovigen te verdedigen tegen belediging? Een democratische
rechtstaat zou er nooit zijn gekomen zonder kwetsing van gelovigen en hun
pogingen om van de staat een geloofsgemeenschap te maken.
Primaat van de beleving. De menselijke geest is ook in staat tot manoeuvres die mij een gevoel van vervreemding geven. Wanneer ik mij in een massa bevind, bijvoorbeeld, de gedachte dat ik één van de vele miljoenen ben, anoniem, onbetekenend, een exemplaar van de soort die in grote lijnen hetzelfde doet als alle andere exemplaren. Of wanneer ik wetenschappelijke teksten lees waarin menszijn wordt bestudeerd met een gedesinteresseerde, objectiverende blik; het menselijk doen en laten bekeken vanuit een volstrekt extern standpunt, alsof het mieren betreft, - ook dan kan een kilte zich van mij meester maken, een kilte met een verlammende uitwerking op mijn zin in het leven. De enige remedie tegen deze mogelijkheid van de menselijke geest is voor mij: het primaat van de beleving herstellen. Een terugkeer in mijn lijfelijk bewustzijn. Het eerste is namelijk: hoe ik wat dan ook van binnenuit beleef. Hoe ik mij tot iets of iemand verhoud vanuit mijn beleving. Zonder mijn subjectiviteit ben ik niemand, een nummer, een schakel in een eindeloze reeks. Natuurlijk weet ik dat ik een van de velen ben, dat alles wat ik doe tijdelijk en vergankelijk is, dat mijn relaties en vriendschappen passen binnen een gigantisch netwerk waarin hetzelfde zich eindeloos herhaalt, en nog meer van dit soort abstracties. Maar dat alles doet niets af aan het gegeven dat ik in al die grootheden voor mezelf vertrekpunt ben van waaruit ik leef, handel en betrekkingen aanga met anderen, en dat alleen zo het leven er voor mij toe doet. Dit primaat van de beleving komt niet in de plaats van die externe blik, maar komt ernaast, als eerste, als begin, - voor mij althans, en niet te negeren, op straffe van zelfvervreemding.
Gewoontes zijn het belangrijkste om me druk over te maken, wil ik van mijn leven een kunstwerk maken. Gewoontes in denken en handelen die zich voortzetten in vanzelfsprekendheid, terwijl hun ‘raison d’être’ reeds verleden tijd is. Hun gemak is ook hun ongeluk: zij zullen zich ongevraagd blijven herhalen. Gewoontes veranderen niet vanzelf: dat maakt dat zij een lot kunnen worden.
Primaat van de beleving. De menselijke geest is ook in staat tot manoeuvres die mij een gevoel van vervreemding geven. Wanneer ik mij in een massa bevind, bijvoorbeeld, de gedachte dat ik één van de vele miljoenen ben, anoniem, onbetekenend, een exemplaar van de soort die in grote lijnen hetzelfde doet als alle andere exemplaren. Of wanneer ik wetenschappelijke teksten lees waarin menszijn wordt bestudeerd met een gedesinteresseerde, objectiverende blik; het menselijk doen en laten bekeken vanuit een volstrekt extern standpunt, alsof het mieren betreft, - ook dan kan een kilte zich van mij meester maken, een kilte met een verlammende uitwerking op mijn zin in het leven. De enige remedie tegen deze mogelijkheid van de menselijke geest is voor mij: het primaat van de beleving herstellen. Een terugkeer in mijn lijfelijk bewustzijn. Het eerste is namelijk: hoe ik wat dan ook van binnenuit beleef. Hoe ik mij tot iets of iemand verhoud vanuit mijn beleving. Zonder mijn subjectiviteit ben ik niemand, een nummer, een schakel in een eindeloze reeks. Natuurlijk weet ik dat ik een van de velen ben, dat alles wat ik doe tijdelijk en vergankelijk is, dat mijn relaties en vriendschappen passen binnen een gigantisch netwerk waarin hetzelfde zich eindeloos herhaalt, en nog meer van dit soort abstracties. Maar dat alles doet niets af aan het gegeven dat ik in al die grootheden voor mezelf vertrekpunt ben van waaruit ik leef, handel en betrekkingen aanga met anderen, en dat alleen zo het leven er voor mij toe doet. Dit primaat van de beleving komt niet in de plaats van die externe blik, maar komt ernaast, als eerste, als begin, - voor mij althans, en niet te negeren, op straffe van zelfvervreemding.
Gewoontes zijn het belangrijkste om me druk over te maken, wil ik van mijn leven een kunstwerk maken. Gewoontes in denken en handelen die zich voortzetten in vanzelfsprekendheid, terwijl hun ‘raison d’être’ reeds verleden tijd is. Hun gemak is ook hun ongeluk: zij zullen zich ongevraagd blijven herhalen. Gewoontes veranderen niet vanzelf: dat maakt dat zij een lot kunnen worden.
.