Waarom levenslessen, voornemens, idealen en projecten zo
gemakkelijk kunnen wegzakken: het alledaagse leven is niet zo reflexief. Basaal
is het leven het zelfs helemaal niet. Vernieuwing, of verandering, wordt dan
afhankelijk van gewoontevorming. Gewoonten in denken en handelen. Met of tegen
de gewoontes in die in het leven worden geroepen – telkens weer en ongemerkt -
door omstandigheden, materiële en andere, - de infrastructuur van geestelijk
leven, of het gebrek eraan: onze gesitueerdheid als gewoontevormer.
Intensiteit. Ik heb
weet van de macht der gewoonte. Wanneer ik anders wil leven en niet bewust iets
doe aan sinds lang ingesleten gewoonten, dan komt er niets van terecht. Of minimaal.
Of uiterst langzaam. Of slechts bij toeval, doordat omstandigheden zozeer wijzigen dat zij tot verandering dwingen.
Het bestaan, inclusief bewustzijn, is geen totaliteit waarop ik greep kan krijgen (als stond ik erbuiten), maar een open veld om oneindig in te bewegen, waarin ik kan laten gebeuren, en die uitnodigt tot scheppen.
De werkelijkheid op zich. Zij kan wel wetenschappelijk worden onderzocht op wetmatigheden, maar dat maakt de werkelijkheid nog niet wetmatig van aard. Wat is de ontologische status van wetmatigheden? Liggen zij ten grondslag aan de werkelijkheid? En hetzelfde geldt voor verhalen en filosofische analyses: naar wat of wie verwijzen zij? Of is het beter te zeggen: waar geven zij blijk van? Van welke menselijke capaciteit, zonder dat daarmee iets gezegd is over de werkelijkheid op zich?
Het bestaan, inclusief bewustzijn, is geen totaliteit waarop ik greep kan krijgen (als stond ik erbuiten), maar een open veld om oneindig in te bewegen, waarin ik kan laten gebeuren, en die uitnodigt tot scheppen.
De werkelijkheid op zich. Zij kan wel wetenschappelijk worden onderzocht op wetmatigheden, maar dat maakt de werkelijkheid nog niet wetmatig van aard. Wat is de ontologische status van wetmatigheden? Liggen zij ten grondslag aan de werkelijkheid? En hetzelfde geldt voor verhalen en filosofische analyses: naar wat of wie verwijzen zij? Of is het beter te zeggen: waar geven zij blijk van? Van welke menselijke capaciteit, zonder dat daarmee iets gezegd is over de werkelijkheid op zich?
.