Saturday, June 8, 2013

Week 7

.




Religies kennen een aantal noties en denkpatronen die blijk geven van een opmerkelijk soort voorwaardelijkheid, met name wanneer zij als rechtvaardiging dient: als dit niet zou bestaan (een hiernamaals bijvoorbeeld, of reïncarnatie, een God, e.d.), dan zou het bestaan voor mij onbegrijpelijk, zinloos, ja onverteerbaar zijn; dus moet het bestaan. Er is zoveel onrechtvaardigheid in de wereld dat onbestraft blijft, dus moet er wel een God zijn die straft. En aangezien wij onze wereld als onvolmaakt ervaren, moet er wel ergens een volmaakte bestaan.
Er moet méér zijn omdat ik wat er is te weinig vind: voor wie is een dergelijke logica overtuigend?
Het is duidelijk dat pogingen tot verklaring tekort schieten. Maar is dat genoeg reden om te concluderen tot iets dat evenmin verklaard noch aangetoond kan worden (nl het bovennatuurlijke)?


Vervreemding van de eigen oorsprong, letterlijk in de ontheemding of door het gescheiden raken van de bron, manifesteert zich in het verlangen naar de/het onzichtbare andere. In alle monotheïsmen gebeurt deze verlegging door het cultiveren van de gedachte aan een transcendente grootheid, God.


Diep getraumatiseerd door de mensonterende verschrikkingen van het nazisme, wilde Levinas de Europese beschaving zo veranderen dat een nieuwe Holocaust onwaarschijnlijk zou worden. Het denken over menszijn moest grondig op de schop. Dit deed hij door aandacht te vragen voor de andersheid van de ander. Om te beginnen de ander in de gedaante van vreemdeling en behoeftige, maar uiteindelijk is iedereen een ander, hoe familiair of vreemd ook.
Helaas schoot Levinas hierin door. De andersheid van de ander wilde hij veilig stellen door haar een goddelijke status te geven: ‘God openbaart zich in het gelaat van de ander’. Om mee te gaan in Levinas’ poging om de Europese beschaving te ‘gronden’ in een andere mensopvatting, zul je zijn God erbij moeten nemen; zo niet, dan zullen veel van zijn denkbewegingen ontoegankelijk blijven.
Levinas had alle reden om het veronachtzamen van de ander aan de orde te stellen. Ook in de filosofie is er onevenredig veel meer aandacht uitgegaan naar het zelf dan naar de ander. Echter, het monotheïsme, dat voor de joodse ontheemde een absolute vluchtheuvel werd in levensbedreigende tijden, heeft het denken van Levinas over de mens zozeer vertekend, dat zijn opvattingen bij de lezer eerder bevreemding wekken dan dat zij ‘inleiden’ in aandacht voor de andersheid van de ander en werkelijke empathie.
De andersheid van de ander blijft onmiskenbaar een cruciaal thema voor het her-denken van menswaardigheid, en niet alleen in catastrofale tijden. Daartoe zal evenwel ook Levinas her-dacht dienen te worden. De andersheid van de ander, als noodzakelijke uitbreiding en complement van het hedendaagse denken in termen van individualiteit en authenticiteit, is te belangrijk om over te laten aan een specifieke levensovertuiging.





.

No comments:

Post a Comment